‘Voor als ik er niet meer ben,’
De muis sprak tegen de kraai die begripvol knikte.
‘Dan wil ik mijn lichaam geven.’
‘Er zijn mogelijkheden,’ zei de kraai.
‘Ik wil iets betekenen.’
De muis zuchtte.
‘Ik probeer me in uw geval te verplaatsen,’ zei de kraai.
‘De kinderen zijn het huis uit,’ lichtte de muis toe.
‘Hoor ik vaker,’ zei de kraai en hij vroeg beleefd: ‘Heeft u een idee wanneer u zou willen gaan?’
Hij lichtte toe: ‘De mollenklem is vrij momenteel. Voor snelle beslissers interessant.’
‘Maar ik wil een kwaal,’ zei de muis, ‘iets chronisch, een lijdensweg.’
‘Dan zou ik infecties doen. Die kunt u zelf oplopen. Mag ik voor daarna misschien wormen regelen. Met permissie, voor hen kunt u zoveel betekenen!’
‘Ook wetenschappelijk?’ vroeg de muis.
‘Wetenschappelijk minder.’
De kraai wilde geen valse verwachtingen scheppen.
De muis legde uit dat hij aan een snijzaal dacht met boktorren, die hem anatomisch open sneden voor op een schilderij. De kraai snapte het direct, maakte er werk van en ter plekke werd alles geregeld.
‘Fijn,’ zei de muis, ‘dan wil ik daarna elke avond voor het slapen gaan even naar dat schilderij met mij erop kijken.’
Het bleef stil, de kraai tuurde vol aandacht naar zijn nagels en schoof een velletje naar voren: ‘Als u hier dan tekent. Super!’
De muis kreeg het warm want hij vermoedde een denkfout. Maar fouten maak je om van te leren.
Tot op zekere hoogte.