‘Zou ik jarig kunnen zijn?’ vroeg de krekel aan de eekhoorn.
De eekhoorn vroeg het aan de pad en de pad vroeg het aan de beer en de beer zei dat de krekel jarig was. En dat hij blij was voor de krekel, en dat hij van plan was alle taarten op te eten.
De krekel nodigde iedereen uit behalve de beer.
En hij schreef op de uitnodiging: ‘Trouwens. Hoe groter de cadeaus hoe beter!’
Die avond was het witte licht van de maan helderder dan ooit, en iedereen had een groot cadeau mee genomen.
Alle cadeaus werden bij elkaar gezet onder de eik, en de krekel sprong er vol ongeloof omheen.
Er zat een perenboom bij, en een vijver, en een veld vol korenhalmen. En een bon die de zon had gestuurd voor een compleet verzorgde dag van zonsopgang tot zonsondergang waarbij de krekel de temperatuur zelf uit mocht kiezen.
De krekel bedankte iedereen in volgorde van de grootte van het cadeau, en na heel lang niets bedankte hij als laatste de egel. Van de egel had hij een gesloten envelop gekregen waarop stond: ‘Pas lezen als ik weg ben.’
De krekel wiegde de volgende dag in zijn gekregen korenhalmen met volop verse blaadjes voor zijn neus en vergat de envelop.
’s Avonds kreeg hij een briefje: ‘Al gelezen?’
En hij schreef terug: ‘Nee.’
Na enkele dagen kreeg hij opnieuw een brief: ‘Nu?’
En hij antwoordde: ‘Ook nu niet.’
Toen bleef het stil, en de krekel ging bij iedereen op bezoek die een groot cadeau gegeven had, en hij vroeg aan de zon of de extra dag eeuwig kon duren, met 28 graden Celsius.
De envelop van de egel was hij allang vergeten toen er weer een brief kwam: ‘Geeft niet.’
Hij bleef daarna genieten van zijn extra dag die eeuwig duurde, maar toch was er een vaag gevoel.
Alsof hij iets miste.