Liefde

‘Weet jij,’ vroeg de haas op een dag aan de krekel, ‘wat liefde is?’
De krekel had er nooit van gehoord.
De schildpad was het vergeten, en de olifant ging bovenop 8 muizen zitten om erover na te denken. De sprinkhaan vermoedde dat je het kon eten.
De haas legde uit dat dit het laatste woord was dat hij nog niet wist, van alle woorden die er waren.
Het aardvarken kwam na enig nadenkend geknor met een eerlijk gevonden truffel aanzetten.
De ooievaar had geen tijd voor dit soort krankzinnige vragen vanwege haar werk. Ze gooide baby’s tegenwoordig in de achtertuin vanaf een meter of tien. Het ging om aantallen, door prijsdruk en moordende concurrentie.
Niemand leek te kunnen helpen totdat de uil een laatste poging deed: ‘Zeg haas, bedoel je liefde in transcendente zin?’
De haas dacht van niet.
‘Dan heb je niets aan mij,’ zei de uil.
De vos kwam langs om te zien of de haas al was gegroeid, en hij likkebaardde bij het zien van de haas maar wist niet zeker of het liefde was.
Tenslotte kwam de eend aanwandelen met vijf kuikens om haar heen.
‘Ik weet het,’ riep ze uit ‘ik weet het! Ik..’
Ze liep op de haas af om het uit te leggen en de kuikens renden voor haar uit het pad op.
Toen kwam de neushoorn aangerend over het pad en de eend vloog naar voren en kwaakte om het beest te stoppen. De kuikens haalden de overkant, maar de veren van de eend dwarrelden verweesd in het rond terwijl de neushoorn alweer in de verte in een stofwolk was verdwenen.
Die mongool van een neushoorn, dacht de haas en hij schudde zijn hoofd.
Want bijna had hij geweten wat liefde was.