Kind

Haar ogen werden door de wereld
Glanzend lichtende verbazing.
Zij die verdween in kleine dingen,
Zij die verdwaalde in de taal,
Zij werd in alles om mij heen verhaal,
Zij zo onnozel prille liefde,
Zij woordeloos geluk.

Haar handen maakten in de lucht,
Gebaren groot in onvermogen,
Verslagen en toch opgetogen,
Zij lichtend lief gezicht,
Zij bindende gedachte,
Zij dansende muziek,
Zij sprakeloos gedicht.

Haar eerste kusje was als dauw,
Het roze ochtendlicht weerkaatsend,
Tot verder dan de horizon,
Tot dieper dan mijn diepste ik.
Het was haar taal die met mij zweefde,
En dol-dwaas met mij beefde,
Zij levenslustig kind in mij.

Maar toen gingen de jaren heen,
Mijn hart verzwaarde koud tot steen,
Mijn hand werd nerven-houten tak,
Mijn oog was moe, het licht ontbrak.
Totdat heel diep in mij het kind
Tranen snikkend woorden vindt,
Voor jou zal ik dansen in de wind,
Sprak zij.