De mol

De mol was al dagen in zijn eentje gangen aan het graven. Overal in het gras verschenen nieuwe molshopen en iedereen was nieuwsgierig naar wat er gebeurde. De eekhoorn stak tenslotte zijn hoofd in een molshoop en gluurde nieuwsgierig naar binnen.
‘Alles goed, mol?’ riep hij.
‘Ja,’ klonk het uit de verte.
‘Kom je binnenkort?’ vroeg de eekhoorn.
‘Nee,’ zei de mol, ‘ik zit in een verbouwing.’
‘Oh.’
‘Ja!’
‘Nou,’ sprak de eekhoorn, ‘wordt het mooi?’
‘Nee, het wordt stom, doei!’
Er verschenen de volgende dag meer molshopen en de konijnenheuvel verzakte. De mierenhoop liep ook gevaar en werd preventief ontruimd. Het kon zo niet langer, maar de pad concludeerde dat de mol wel degelijk vergunning had, zolang hij onder de grond bleef. Daarop probeerde de eekhoorn: ‘He Mollie. Zullen we je nieuwe huis feestelijk inwijden met iedereen erbij?’
‘Nee!’
‘Zonder iedereen erbij?’
‘Top.’
De dag daarop werden er geen nieuwe hopen gemaakt, en uit de grootste hoop stak een vlag met een briefje ‘Hier kan je een taart geven.’
Ze hoorden even later een knal diep onder de grond. Misschien champagne. Iedereen luisterde want ze hielden van de mol, maar ze wisten niet waarom.