‘Waar komt alles wat je denkt vandaan?’, vroeg de muis aan de egel, maar die wist het niet, en dus liepen ze samen naar de krekel die op een korenhalm naar de horizon zat te kijken.
‘Tja’, gaf de krekel als antwoord, ‘het meeste wat ik denk is ontstaan uit de taart die ik eet.’
En hij vroeg of de egel nog taart had, voordat hij verder ging met uitleggen.
Na een flink stuk taart vervolgde de krekel: “En verder komt alles wat je denkt voort uit notenwijn.”
De muis schonk bij.
‘Maar waarom denkt een beer dan niets?’, vroeg hij.
‘Correctie’, zei de krekel, ‘een beer denkt juist veel, maar zegt niets. Want als je veel praat, gooi je al je gedachten helemaal door elkaar. Dat praten zorgt voor puinhopen.’
Daarna bleven ze allemaal stil, om denk-puinhopen te voorkomen.
De krekel die het meeste dacht kneep even later zijn ogen dicht en de egel wilde vragen waarom, maar… ‘Ssst’, zei de krekel, alles wat je ziet met je ogen schiet dwars door je hoofd heen. Daar wil je toch juist vanaf, zo’n hersen-gatenkaas.’
Hij duwde zijn vingers in zijn oren, en boog zijn hoofd tussen z’n poten om van prachtige gedachten te genieten.
Toen kwam de olifant de hoek om stampen en plofte bovenop de krekel.
‘Excuus’, tetterde hij.
‘De krekel lijkt mij uitgedacht’, zei de egel tegen de muis.
Maar zie, de mooiste ideeën van de krekel kringelden wat rond en vonden een nieuwe krekel.
Behalve het idee om je ogen dicht te doen.